Costa Rica heeft natuurbehoud al lang hoog in het vaandel staan en ongeveer een kwart van Costa Rica’s grondgebied is nationaal park. Corcovado National Park is met 50% van Costa Rica’s biodiversiteit en 2.5% wereldwijd één van de hoogtepunten van het land. Vanmorgen om 6:00 zijn we opgehaald op het strand om met de boot naar Sirena Station, één van de ranger stations, in het park te varen. Na een uur varen arriveren we op het strand bij Rio Claro. Onderweg zien we weer dolfijnen. Op het strand hebben nog zeker 10 andere boten hun passagiers gedropt en dat is toch wat drukker dan ik had gehoopt. Er waren al wat voorzichtige waarschuwingen in de Lonely Planet over de populariteit en die blijken helaas te kloppen.
Het eerste uur merk je de drukte ook goed op de paden, waar we regelmatig andere groepjes tegenkomen. Op deze manier lijkt het meer op een bezoek aan een dierenpark. Mocht ik nog een keer terugkomen, dan boek ik zeker een slaapplaats in een rangerstation om de minder platgetreden paden te verkennen. De populariteit van het park heeft een goede reden, want de hoeveelheid dieren is namelijk overweldigend. Tijdens de drie uur wandelen komen we tapirs, apen, pekari’s, krokodillen en massa’s verschillende vogels, waaronder een kuifuil. De helmbasilisk is een hagedis, die ook wel Jezus-Christus hagedis wordt genoemd, omdat ie over water kan rennen.
Bij de monding van Rio Sirena ontdekt de gids een krokodil op de oever en maakt een foto met mijn telefoon door de verrekijker. Het dier is zo goed gecamoufleerd dat we nog vijf minuten nodig hebben voordat we hem met het blote oog gespot hebben. Dit is toch echt wel de meerwaarde van een wandeling met een ervaren gids: zonder hem hadden we er zo ongezien langs gelopen.
Aan het eind van de ochtend worden we door onze boot weer opgepikt op het strand en varen we in ruim een uur terug naar de Pirate Cove. Er staat een behoorlijke golfslag en de tocht doet niet onder voor een rit in een wildwaterbaan!
Net als in de andere Nationale Parken in Costa Rica is er veel aandacht om het park schoon te houden. Zo mag je bijvoorbeeld geen plastic waterflesjes meenemen in het park en alle afval moet weer mee terug uit het park. Deze aanpak lijkt te werken, want het park is behoorlijk schoon, op het afval na dat de zee aanvoert op het strand. Tijdens het wandelen vertelt de gids het één en ander over de geschiedenis van het park. Het gedeelte waarin we lopen blijkt secondaire jungle: het was tot de jaren ‘70 landbouwgrond van de lokale bevolking en is pas sinds de stichting van het park in 1975 weer teruggegeven aan de natuur. In de beginjaren van het park was het vooral terrein voor biologen die de biodiversiteit onderzochten, tegenwoordig bezoeken vooral toeristen het park.
Tip voor potentiële bezoekers: wij hebben rubberlaarzen geleend van de lodge. Wanneer je in het regenseizoen het park bezoekt zijn die veel praktischer dan je wandelschoenen, want we stonden regelmatig tot over onze enkels in de modder. Doe wel een paar kniekousen aan, want bij mij schuurde de bovenkant lelijk tegen mijn blote benen.
Let op: het bos is erg schaduwrijk en dat maakt fotograferen een uitdaging. De meeste van de foto’s die ik met mijn bejaarde Canon 350D heb gemaakt zijn bewogen, te donker of van zo’n grote afstand dat je gespotte dier nauwelijks meer dan 10 pixels op de foto inneemt. Heb je geen echt goede camera met een sterke telelens, dan zijn de foto’s die de gids door zijn verrekijker maakt meestal van betere kwaliteit.