Maandag 1 augustus

Hoe de lokale bevolking er op is gekomen is mij een raadsel, maar Koh Tonsay wordt ook wel Rabbit Island genoemd, omdat het de vorm van een konijn zou hebben. Rare konijnen daar in Cambodja.

Op weg naar Koh Tonsay Op weg naar Koh Tonsay
Aankomst op het eiland Aankomst op het eiland

We worden om half negen opgepikt met een busje dat ons naar de City Port brengt. Meer dan een jetty met een kantoortje is het niet. Er liggen een viertal open boten te wachten op passagiers. De overtocht duurt ongeveer een half uur, maar er staat een straffe wind en alle dames zijn niet erg in hun hum. Gelukkig overleven we de tocht en rond half elf liggen we inderdaad op een zandstrand onder een palmboom. De kinderen genieten in de branding.

Zon, zee, strand. Zon, zee, strand.
Na een frisse duik loop ik naar het eind van het strand. Er gaat een klein paadje het struikgewas in waar een paar Cambodjaanse jongens uit komen. Toch nieuwsgierig loop ik het pad af. Het eiland is echt piepklein: we zijn het al helemaal overgestoken om van de baai waar de boot ligt naar het strand te komen en binnen een kwartiertje sta ik op de uiterste punt. Er ligt een soort landingsvoertuig op het strand en er staat een zeecontainer. Verder alleen een stuk of drie huisjes. Op een paar locals na, die me negeren is er niemand.

Laat na het aangenaam verposen... Laat na het aangenaam verposen...
Op de weg terug kan ik me niet beheersen. Het is zo zonde dat alle paradijselijke plekken in Cambodja (op Angkor Wat na, moet ik bekennen) zo ontzettend vervuild zijn met zwerfafval, met name plastic. Al ik terug bij de dames ben heb ik een enorme piepschuim doos gevuld met plastic flesjes, bekers en andere rommel. De doos wordt met veel dank aangenomen door de staf van het restaurant, maar ik zie het later op de lokale vuilnisbelt gedumpt worden. Na de volgende storm ligt het meeste plastic waarschijnlijk weer verspreid over het eiland.

Aan het eind van de middag is de wind nog wat harder gaan waaien en is de zee tijdens de terugreis nog onstuimiger. We zijn blij als we weliswaar nat, maar veilig weer op het vasteland staan.

Dinsdag 2 augustus

Het is vandaag de laatste dag en de kinderen hadden zich verheugd op een dagje zwembad. Helaas is het vandaag helemaal bewolkt en erg wisselvallig. Geen goed zwembadweer dus. We charteren een tuk tuk voor een middag Kampot, de provinciehoofdstad op vijfentwintig kilometer van Kep.

Patchwork brug in Kampot Patchwork brug in Kampot

Kampot is een grappig stadje met nog redelijk veel Franse gebouwen. Wij vonden het charmanter dan Kep en wel wat lijken op Battambang. Als we langs de boulevard lopen valt het ons op dat het wemelt van de politie. Er ligt zelfs een marinevaartuig in de rivier. Het blijkt de tweede keer dat we de Cambodjaanse premier Hun Sen tegenkomen.

Benzinestation in Kep Benzinestation in Kep
We lunchen bij Rikitikitavi, een guesthouse aan de boulevard dat in een voormalig rijstpakhuis is gevestigd. Het pand dateert uit de jaren 20, maar heeft tijdens het Pol Pot regime als theater gefunctioneerd en later als kwartier voor een groep Vietnamese soldaten. Denise, de eigenaresse blijkt Nederlandse te zijn. Op de kaart prijkt ‘Oma’s Apple Pie’. Goed te eten overigens.

Na de lunch kopen de dames alle drie nog een tas. Lotte en Margot hebben er één van gerecyclede zakken voor cement of rijst. Je ziet ze overal in Cambodja, erg origineel is het niet, maar ze zijn wel cute. Ik koop voor mezelf 200 gram rode Kampot peper, de lokale specialiteit en het enige product in Cambodja dat een officiële Geographical Indication, net als bijvoorbeeld Parma Ham. Net als we terug gaan naar Kep breekt er een behoorlijke bui los en moeten de flappen naar beneden. Da’s wel lekker droog, maar niet zo goed voor het uitzicht.

Floor wil erg graag nog een keer bij de Italiaan eten, dus vragen we de tuk tuk driver om ons rond etenstijd weer op te komen pikken. Je zou er zo aan kunnen wennen om je te laten rondchauffeuren.

Pizza time! Pizza time!