Vandaag ontmoeten we Lonh, de gids voor de rest van de reis tot aan Kep. We vertrekken rond acht uur richting Kompong Cham, een nondescript provinciestadje ten noorden van Phnom Penh onderweg naar Mondulkiri. Deze provincie in het noorden van Cambodja is dun bevolkt en nog redelijk bebost.
Vroeger was de jungle van Mondulkiri de grootste van Cambodja, maar door de gestage ontbossing moet ze haar meerdere erkennen in het Cardemom gebergte.
Die smaakt nog niet eens zo gek, al kun je met frituren en sojasaus zowat alles eetbaar maken. Margot, Lotte en Floor volgen mijn voorbeeld niet, sterker nog, ze staan erbij te walgen. Nu ik toch de gelegenheid heb, probeer ik ook nog wat andere insecten uit. De sprinkhanen en krekels zijn goed te doen, maar een soort zwarte kever, die speciaal wordt aanbevolen door de gids heeft een lichte mestsmaak. Je moet ook nog wat overlaten voor de volgende keer, daarom laat ik de gebakken schorpioen dit keer links liggen.
Het hotel, dat vanuit de hotelkamer een prachtig uitzicht heeft over de Mekong, heeft een Chinese eigenaar en ademt een soort communistisch sfeertje uit. Het personeel is niet bijzonder aardig, al help het gebrek aan kennis ook niet mee. Er is geen restaurant, maar direct ernaast ligt ‘Smile’ een vriendelijk café met een uitgebreide kaart en happy hour voor de Khmer Draft. Proost!