We verzamelen om negen uur bij Zus en Zo en als ik om half negen naar de taxi voor de deur loop blijken er twee auto’s klaar te staan. Ronnie, onze gids voor vandaag, blijkt me op te halen, maar had mijn mobiele nummer niet goed doorgekregen, waardoor ik van niks wist. Ik stuur de taxi onverrichter zake terug en rij met Ronnie naar Zus en Zo om Bas en Debbie op te halen.
De route naar Brownsberg komt langs de Suralco Aluminium fabriek, waar vroeger ook aluminium gesmolten werd, maar nu alleen aluinaarde word geproduceerd. Voor de productie van aluminium is enorm veel elektriciteit nodig en daarom hebben de Amerikanen in de jaren zestig een stuwdam gefinancierd met een waterkracht centrale. Deze centrale levert nu 80% van de Surinaamse elektriciteit. Achter de stuwdam ligt nu het Brokopondomeer met een oppervlakte van net iets meer dan de provincie Utrecht. Voor dit stuwmeer zijn zo’n achtduizend mensen verhuisd naar nieuw gebouwde dorpjes in de buurt.
De laatste tien kilometer van de weg naar Brownberg is onverhard en al twee jaar niet onderhouden. Door de regen van de laatste weken was het ook behoorlijk modderig en pakken we en passant nog een kleine Jeep safari mee. Boven aangekomen worden we verwelkomd door een paar brulapen in de bomen en, o ja, onderweg naar boven steekt voor onze auto ook nog een ocelot de weg over. Qua wild life komt het vandaag dus wel goed.
Brownsberg is genoemd naar John Brown, een Amerikaanse goudzoeker die in de vorig eeuw op deze berg naar goud zocht. Onderweg naar de twee watervallen die we na de lunch bezoeken komen we nog langs één van de door hem gegraven tunnels. Brownsberg zelf is nu een natuurpark, maar in de omgeving wordt nog steeds veel goud gewonnen. Helaas graven de goudzoekers vandaag de dag geen tunnels meer, maar wordt eerst alles ontbost en de toplaag verwijderd, voordat de goudrijke lagen worden verwerkt. Hopelijk is er nog iets van het prachtige regenwoud over als straks de gouddelvers klaar zijn met hun verwoestende werk.
De eerste waterval is dicht in de buurt van de weg en als we terug zijn bij de splitsing naar de tweede waterval willen we alle drie die ook nog wel even zien (lijkt Ronnie nou een beetje teleurgesteld of beeld ik me dat in?). Vooral het pad naar de waterval is prachtig geflankeerd door enorme bomen. We dalen snel en de weg naar boven is dan ook behoorlijk pittig. Mijn conditie kan helaas niet tippen aan die van Debbie, een goeie reminder om terug in Nederland maar weer eens wat fanatieker te gaan sporten. Onderweg terug naar de auto zien we nog een rode specht en een paar aapjes (de kleinste soort in Suriname).
Bij de auto aangekomen is het bijna half vijf en hoogste tijd om de terugreis aan te vangen. Ronnie heeft rijst- en bananenchips voor onderweg en als we grappen dat een Parbo’tje hier wel goed bij zou smaken stopt hij bij het volgende benzinestation en zitten we even later aan een rijdende borrel. Helemaal top!
Terug in Paramaribo wordt ik afgezet bij de Garden of Eden, een Thais restaurant in de buurt bij Pieter en Mieke. Het is alweer de laatste avond in Suriname en dat moeten we natuurlijk passend afsluiten. Omdat de school zo vroeg begint (zeven uur) is Simon redelijk kapot en halverwege het diner ligt hij prinsheerlijk op een kussen op het terras te pitten.
Thuisgekomen moet Pieter nog een bed in elkaar sleutelen voor het volgende bezoek, want mijn vertrek sluit naadloos aan op dat van zijn moeder. Je vraagt je af hoe ‘ie nog aan werken toe komt.