Naar Oudtshoorn

Route 62 Route 62
De volgende morgen vertrekken we vroeg richting Oudtshoorn. We rijden samen met Marjolijn, dus dat wordt een makkelijke rit. We N1 snelweg de stad uit biedt een aanblik op een andere kant van Zuid-Afrika. De townships variëren van blokken met eenvoudige huizen tot ronduit krottenwijken met golfplaat als overheersend bouwmateriaal. Een groot contrast met onze volgende bestemming: Stellenbosch, persoonlijk vernoemd naar VOC commandeur Simon van der Stel en het hart van de Wijnlanden. Stellenbosch huisvest ook de meest prestigieuze universiteit van Zuid-Afrika, waar ook de meeste kopstukken van de Apartheid kun opleiding genoten: een exportproduct om minder trots op te zijn…

Het stadje staat nog vol prachtige Kaaps-Hollandse huizen met hun karakteristieke gevels en spierwit gepleisterde muren. Na een korte stop rijden we over de Helshoogtepas richting Franschhoek. De slingerweg omhoog biedt prachtige uitzichten en ergens langs de weg zien we ook de eerste Baviaan (Bobbejaan in het Afrikaans).

Vanuit Franschhoek rijden we richting de R62, die naar Oudtshoorn gaat. Vlak voor Robertson lunchen we bij de padstal (pad=weg,stal=kraam/winkel), waar ze een prima pie serveren. De R62 - door de Afrikaners liefkozend Route 62 genoemd- loopt door het half-woestijn landschap dat door de Afrikaner “Fynbos” wordt genoemd. Normaal gesproken is het uitzicht langs deze weg fenomenaal, maar met de ruitenwissers op standje nerveus, valt er niet veel te genieten. Aan het eind van de middag arriveren we in Oudtshoorn. Gelukkig heeft Marjolijn verwarming in huis (niet standaard voor Zuid-Afrika).

In Oudtshoorn

Synagoge in museum Synagoge in museum
Na de lange rit van gisteren hebben we een relatief laat ontbijt, waarna we wat boodschappen gaan doen. Het regent nog steeds pijpenstelen. Aangezien Oudtshoorn de struisvogelhoofdstad van de wereld is willen we die natuurlijk wel even zien. Helaas is er in de buurt van het dorp geen struisvogel te bekennen, waarschijnlijk een gevolg van de vogelgriep, waar de Afrikaanse boeren ook niet aan blijken te ontkomen en dat een massa geruimde vogels tot gevolg heeft gehad.

’s-Middags laat Margot zich verwennen met een massage (het verjaardagskadootje van Gerard en Marjolijn). De kinderen hebben erg behoefte om te spelen en blijven thuis mij Marjolijn, terwijl ik het lokale museum bezoek. Het C.P. Nel museum is gevestigd in een voormalige hogeschool (Hoëre Skool) en geeft naast ruime aandacht aan de struisvogelindustrie ook een grappig beeld van het Oudtshoorn eind 19e eeuw: er is een complete apotheek nagebouwd en een bankfiliaal compleet met Chupp kluis (deze firma doet nu goede zaken met het beveiligen van particuliere huizen).

Rijkelijk bewerkt struisvogelei Rijkelijk bewerkt struisvogelei
De struisvogelteelt is altijd gedomineerd geweest door Joodse emigranten, met name uit Oost-Europa. Op een gegeven moment was de Joodse gemeenschap in Oudtshoorn zo groot, dat het stadje de bijnaam “Klein Jeruzalem” kreeg. Zoals zo vaak, kreeg de kleine gemeenschap ook hier onenigheid over de striktheid van het naleven van alle religieuze regels, wat resulteerde in een scheuring van de Joodse gemeente en de bouw van een tweede synagoge. Toen midden vorige eeuw de twee gemeenten weer samengingen en de tweede synagoge werd afgebroken werd het interieur aan het museum geschonken.