We worden ophaald door Lhong, onze nieuwe gids. Het is een enthousiaste vent en
spreek beter engels dan Tiemp. Tijdens de ritten naar de verschillende
bezichtigingen vertelt hij een hoop zaken over het “normale” Vietnam: onder
meer dat de Vietnamese overheid een twee kind policy hanteert en dat daarom
veel Vietnamezen een beetje medelijden met me hebben: ik heb namelijk twee
dochters en geen zoon. In Vietnamese families zorgt de jongste zoon voor de
ouders als ze ouder worden en zonder zoon zit je dus “zonder pensioen”.
Onze eerste stop vandaag is aan de oever van de Perfume River, van waar we per
boot naar de Thien Mu Pagode varen. Er liggen talloze toeristenboten en op de
onze woont een familie met een dochtertje van vier en een zoontje van veertien
maanden. Het jongetje heeft geen luier meer aan en laat tijdens zijn
borstvoeding zijn plas gewoon op het dek van de boot lopen, over mama’s been.
Niet echt hygiënisch. Lhong vertelt trots dat de grootste brug over de rivier,
de Trang Tien brug, nog door de Fransen is gebouwd. Net als het station en de
spoorweg. Ik vind het bijzonder dat er geen greintje negatief sentiment is naar
de Fransen, die in Vietnam aardig hebben huisgehouden. Volgens Lhong komt dat
omdat de Vietnamezen vooral vooruit kijken en niet achterom.
Na driekwartier varen komen we aan bij de
Thien Mu pagode, één
van Vietnam’s beroemdste. Voor de pagode staat een prachtige toren. In één van
de pavilioens worden we verrast door een relikwie van de turbulente
geschiedenis van Vietnam: de blauwe Austin, waarmee
Thich Quang Duc in 1963
naar Saigon reed, waarna hij zichzelf verbrandde als protest tegen de imperking
van de godsdienstvrijheid voor Boedisten door het Diem regime.
Naast de padode staat een Boedistisch klooster, waar we enkele tientallen
leerling monniken druk zien oefenen met het schrijven van Chinese karakters. We
lopen terug door de prachtige tuin, waar we Jackfruits, grapefruits en ook
peperstruiken zien. Vanaf de Pagode neemt Lhong ons mee naar de Citadel, waar
we het keizerlijk paleis en de Purperen verboden stad bezoeken. De verboden
stad, een kopie van de verboden stad in Beijing, is grotendeels verwoest
tijdens de Amerikaanse oorlog en na de vereniging van Vietnam verder
verwaarloosd uit desinteresse van het Communistische regime voor het feodale
verleden. Nu de citadel een Unesco World Heritage site is en de autoriteiten de
waarde voor het toerisme inzien, worden tal van gebouwen weer herbouwd.
Het paleis en de omgeving is prachtig, maar het is snikheet (rond de 35°)
en Lotte en Floor zijn nog bekaf van de reis, dus moeten we het helaas na een
uurtje opgeven… We gaan lunchen en daarna liggen de dames een uur te slapen
op de hotelkamer. Om half vier gaan we weer op pad.
Lhong neemt ons mee naar de tombe van Tu Duc, de vierde keizer in de Nguyen
dynastie die regeerde van 1847-1883. Deze keizer was de laatste keizer voordat
Vietnam gekoloniseerd werd door de Fransen. Het tombe complex is onder grote
druk (en 1000 verongelukte bouwvakkers) in slechts drie jaar voltooid. Daarom
is het het enige complex dat door de keizer ook nog bij leven als zomerpaleis
is gebruikt. We lopen heerlijk rustig langs de gebouwen, die in een bos met
een kunstmatig meer liggen. Bij het tempelplein komen we een groep Vietnamezen
tegen op weg naar de uitgang. In no time staan ze allemaal om ons heen. We
vragen ons af wat de toeristisch attractie is: wij of de tombe…
Op de weg terug naar Hue stoppen we nog even bij de Pagode van de Eunuchen.
Volgens Lhong is deze extra mooi door alle giften van de Eunuchen. Aangezien
ze geen nageslacht hebben, lieten veel van hen veel na aan deze tempel. Bij de
ingang worden we door één van de altijd aanwezige verkopers benaderd of we
Europees zijn. Hij zit namelijk met een handje Euro’s waar hij vanaf wil. Na
wat gesteggel over de koers wisselen we Dongs voor Euro’s.
We laten ons afzetten bij het “Garden Restaurant”, waar we (hoe kan het anders)
in de mooie tuin eten. Ook hier valt het ons weer op hoe rustig het is. Pas
halverwege het diner worden we vergezeld door een paar anderen.
De volgende morgen vertrekken we vroeg richting Hoi An, maar voordat we Hue
echt verlaten, bezoeken we nog de tombe van Khai Dinh, de 12
e keizer
en de laatste waarvoor een mausoleum is gebouwd. Hij regeerde van 1916 tot 1925
en was in feite een marionet van de Fransen, waardoor hij niet populair was bij
het volk. Zijn impopulariteit bereikte een hoogtepunt, toen hij in 1923 de
belastingen fors verhoogde om de kosten voor zijn mausoleum op te brengen. Je
kunt aan het mausoleum goed de westerse invloed herkennen: het is grotendeels
opgetrokken uit beton en er was ook elektriciteit. De hoofdtempel is voorzien
van prachtige mozaïeken.
We verlaten Hue over Highway 1. Deze “snel"weg lijkt in niks op de strakke weg
van Hanoi naar Halong City. Het hobbelt van jewelste en al mijn goede
voornemens om nog wat te lezen vallen in het water. Gelukkig is het uitzicht
prachtig en komen we rond het middaguur aan in Danang, een grote havenstad met
veel moderne hoge torenflats waar de Vietnamezen apetrots op zijn.
Voordat we gaan lunchen, bezoeken we nog snel even het Cham museum
met Hindoeïstische beelden uit het Champa rijk, De Cham beheersten van 700 tot
1470 het midden en zuiden van Vietnam. Lotte en Floor waren hongerig en warm en
konden daarom niet geboeid worden. We raffelen het museum een beetje af om snel
naar een restaurant te rijden. Lhong vraagt of we zin hebben in Seafood en dat
hebben we. We komen terecht in een groot restaurant, waar naast ons alleen een
zakengezelschap van ongeveer 30 Vietnamezen (plus één Europeaan) luidruchtig de
Seafood wegspoelt met grote hoeveelheden Heineken. De staf spreekt geen Engels
en met handen en voeten en een beetje hulp van Lhong doen we onze bestelling.
Margot en ik eten heerlijk gegrilde tijgergarnalen, die vers uit een aquarium
achterin het restaurant worden gevist. In verschillende aquaria zien we ook nog
krabben, kreeften, paling, een paar kleine haaien en zowaar een schildpad van
meer dan een halve meter doorsnede. Lotte en Floor wanen zich in de dierentuin.
Na de lunch rijden we verder en in de loop van de middag komen we aan in Hoi
An. We logeren in het Pho Hoi Riverside Resort, dat inderdaad direct aan de
rivier ligt. De kamers kijken uit over een mooie tuin en die van ons liggen
direct tegenover het zwembad. We vissen onze zwembroeken uit de tas en vermaken
ons (de kinderen helemaal) de rest van de middag in “the pool”.