Na drie dagen zwembad is het hoog tijd voor een beetje aktie. Daarom vertrekken
we rond een uur of acht richting Dalat. Dit stadje ligt in Centraal Vietnam op
zo’n 1500 meter. Op deze hoogte is de temperatuur een stuk gematigder: tussen
15°C en 25°C. Dit klimaat en het heuvelachtige landschap bieden een
perfect voedingsbodem voor koffie, thee en allerhande groenten die niet in de
rest van Vietnam groeien, zoals bijvoorbeeld artisjokken. Al in de tijd van de
kolonisatie was dit een geliefd oord voor de Fransen om in de zomer de hitte te
ontvluchten. De keur aan luxe huizen uit deze tijd doet de stad meer denken aan
een alpendorp dan een Vietnamees oord. Er worden hier ook veel bloemen geteeld
en wanneer we de vallei binnenrijden zien we een zee aan kassen. Natuurlijk
zijn hier ook een aantal Nederlandse telers neergestreken.
Ons hotel ligt pal aan het meer in de stad en heeft een prachtig uitzicht. Niet
dat we hier lang van genieten, want het regent pijpenstelen. Je kunt goed
merken dat de regentijd vordert naarmate we verder naar het zuiden trekken. Na
het installeren van de koffers, lopen we het centrum in. We lopen langs de
markt, wat altijd weer een belevenis is met de hectiek en alle bonte kleuren.
Vooral Lotte is erg nieuwsgierig en wil alles zien. Als we binnen zijn en alle
rijstverkopers bekeken hebben lopen we langs een stalletje met
“tempelbenodigdheden”. Lotte koopt voor 2000 dong een centimeter dik pak
nepgeld dat de Vietnamezen als offer verbranden. Leuk voor in de kassa thuis.
Op de weg naar buiten komen we langs alle slagers. Lotte is geintrigeerd door
alle “onderdelen” die je thuis bij de slager niet meer tegenkomt: varkenspoten,
varkensoren en, wat onder grote hilariteit van de slagersvrouwen (bijna alle
verkopers op de markt zijn hier vrouw) wordt getoond: varkenspenis. Lotte wil
graag een foto maken en voor ik het weet sta ik gearmd met een slagervrouw op
de foto. We komen net niet voor het weer begint te regenen aan bij het V-Café.
Na het eten op tijd naar bed, want we hebben morgen een druk programma in en
rond Dalat.
Dat programma start met een bezoek aan Hang Nga’s guesthouse, lokaal beter
bekend als het “Crazy House”, een Gaudiaans aandoend complex ontworpen door
Hang Nga, de dochter van de Secretaris Generaal uit de jaren 80. Deze machtige
familieband voorkomt dat de autoriteiten een stokje voor de bouw staken. Lotte
rent gebiologeerd het hele pand rond en wil elke kamer zien.
De volgende stop is het prachtige door de Fransen gebouwde station. In betere
tijden moet het hier een drukte van belang geweest zijn, maar nu vertrekt er
maar één treintje naar een naburig dorp acht kilometer verderop. Een Russische
locomotief met één of twee rijtuigen rijdt vooral toeristen heen en weer. Er
staat ook nog een kloeke stoomlocomotief. Volgens Mr. Do doet de loc het nog en
wordt deze bij speciale gelegenheden nog gebruikt.
Dit wordt de eerste keer dat Lotte en Floor in een trein zitten. Ze genieten
met volle teugen en staan ook met verbazing te kijken hoe de conducteur van de
loc naar het rijtuig klimt. “Papa, waarom doet die meneer zo eng?” Na een half
uurtje rijden tussen de kassen met bloemen komen we aan in het naburige dorp.
We hebben een half uur voordat het treintje weer terug rijdt en bezoeken de
Linh Phuoc Pagode, die stamt uit de jaren ‘60 en waarin een tweeënhalve meter
hoge Boeddha wordt opgesierd met een neon halo.
Nadat we weer op het stationnetje zijn aangekomen moet Lotte erg nodig naar de
W.C. Aangezien het station door de Fransen is gebouwd: alleen sta-W.C.’s. Het
lukt Lotte zowaar om te plassen, maar door het hurken plast ze over haar broek.
Dat gaat waarschijnlijk het plassen de rest van de vakantie niet helpen…
Gelukkig komen we op weg naar de volgende stop vlak langs het hotel, dus een
half uur later is met een schone broek het ongelukje alweer vergeten.
Zeker als we op de plaats van bestemming aankomen: de Valley of Love. Wat
vroeger een romantisch plek voor verliefde stelletjes was is nu een soort
pretparkje, waar je van alle kanten wordt aangeklampt om je geld uit je beurs
te kloppen. Voor Margot en ik hadden we dit over mogen slaan. De kinderen zien
dat heel anders: er is ook een soort kermis en ze mogen in de achtbaan (eng!),
in een soort draaimolen en in de ballenbak. Het liefst waren ze er de hele
middag gebleven, maar na een uurtje is het alweer lunchtijd.
Na de lunch rijden we naar het zomerpaleis van Bao Dai, de laatste Vietnamese
keizer. De door de Fransen in typisch jaren ‘30 stijl gebouwde villa is nog
helemaal in originele staat te bewonderen. In één van de zijbeuken staat een
replica van de troon uit Hué en voor 30.000 mogen Lotte en Floor in “originele”
kledij op de foto. Als twee trotse pauwen stappen ze rond in hun
prinsessengewaad.
’s-Avonds lopen we het centrum in en eten we in een door de Lonely Planet
aanbevolen eethuisje (Da Quy). Vanwege het milde klimaat lopen veel Vietnamezen
in Dalat met een jas aan en dit zien we ook terug in de winkels: overal kun je
jassen kopen. Margot scoort op weg naar het hotel voor minder dan 10 euro een
North Face jas compleet met fleece binnenvoering.